Relatiebeding bedrijfsovername: voorkom spijt achteraf!
Relatiebeding bedrijfsovername: regelmatig word ik door ondernemers benaderd na verkoop van hun onderneming. De verkoop is al een tijd achter de rug. Niets (kunnen) doen, stilzitten, is veelal niets voor ondernemers. Ze willen weer aan de slag. Doch ze hebben een relatiebeding getekend voor langere duur.
Kennis en ervaring is vooral aanwezig in het vakgebied van de ondernemer. Toch een zekere spijt achteraf: had ik maar meer overwogen keuzes gemaakt tijdens het verkooptraject.
Relatiebeding en verkoop bedrijf: publicaties
In publicaties, ook op het internet, lees je veelal dat een relatiebeding bedrijfsovername en/of concurrentiebeding is aan te vechten. Indien het voor een langere duur dan 2 of 3 jaar is aangegaan. Bijvoorbeeld bij een duur van 5 jaar, 10 jaar of voor onbepaalde tijd. Gebaseerd op het mededingingsrecht.
Het lijkt er dan op dat het geen al te groot risico is om bij de bedrijfsovername een relatiebeding voor langere duur af te sluiten.
Mijn inziens verdient dit standpunt (tenminste) nuancering.
Relatiebeding bedrijfsovername en de Mededingingswet: zie mijn blog artikel hierover.
Voor uitleg over de duur van een concurrentie – of relatiebeding en de mogelijkheden op grond van de Mededingingswet verwijs ik u naar mijn eerdere blogartikel “Koop bedrijf en duur concurrentiebeding”.
Ik schreef hierover in oktober 2013:
“Is de Mw niet van toepassing, dan kunnen partijen bij de koop bedrijf dus in beginsel contractueel vrijelijk afspraken maken over de duur concurrentiebeding en reikwijdte daarvan, zij het dat het niet onverstandig is om niet al te ver van voornoemde criteria af te wijken (10 jaar is voor de duur concurrentiebeding meestal te lang). Dit omdat uit jurisprudentie ook wel volgt dat rechters indirect (lijken te) toetsen aan voornoemde Mededeling, ook als de Mw niet van toepassing is; een te lang/ruim concurrentiebeding kan voor beperking/matiging in aanmerking komen.”.
Relatiebeding: uitleg geldende leer/bevindingen jurisprudentie
Kijken we naar de latere jurisprudentie, dan is het uitgangspunt dat in overeenkomsten tussen commerciële partijen (geen consumenten) veel vrijheid van contracteren bestaat. Iets is niet snel verboden, tenzij in strijd met (dwingend) recht.
Inzake concurrentie- en relatiebedingen bestaat de mogelijkheid om deze aan te tasten op grond van de Mededingingswet art. 6 en art. 7. Zie voor deze artikelen van de Mededingingswet deze link.
Is echter het verbod van art. 6 MW niet van toepassing (ingevolge art. 7 MW), dan kunnen partijen in beginsel vrijelijk afspraken maken.
Uit diverse uitspraken volgt dat rechters vaststellen dat partijen niet hebben bewezen dat de Mededingingswet tussen partijen van toepassing is. En dat beperkt de mogelijkheden tot aantasting van gemaakte bedingen.
Je kunt als verkoper van een bedrijf dus vastzitten aan een concurrentie – of relatiebeding dat voor bijv. 10 jaar of voor onbepaalde tijd is aangegaan.
En dat maakt dan dat je als verkoper van een bedrijf, als ondernemer, gehouden kunt worden aan het eerder overeengekomen verbod om werkzaam te worden voor de relaties van het verkochte bedrijf. Of om nog in dezelfde branche werkzaam te (kunnen) zijn.
Dus dat het je als verkoper van een bedrijf verboden is om de verkochte onderneming concurrentie aan te doen.
Bijgaand een aantal uitspraken over relatiebeding bedrijfsovername :
- Werking van een non-concurrentiebeding/relatiebeding in een koopovereenkomst (verkoop assurantieportefeuille): ECLI:NL:GHARL:2014:2612.
Zie rechtsoverweging 4.13: alleen algemeen duiden dat het mededingingsrechtelijke verbod van toepassing is, om te kunnen spreken van een nietig relatiebeding, volstaat niet:
In het kader van de gestelde strijd met artikel 6 van de Mededingingswet moet worden onderzocht of dit beding de mededinging verhindert, beperkt of vervalst in de zin van dat artikel. Daarbij neemt het hof, in navolging van HR 21 december 2012, NJ 2013, 155, ECLI:NL:HR:2012:BX0345 (ANVR/IATA), het volgende tot uitgangspunt.
In het mededingingsrecht staan vraagstukken van (niet zelden complexe) economische aard centraal. Degene die zich op het standpunt stelt dat een ander in strijd met het mededingingsrecht handelt, dient dit te onderbouwen met de relevante (economische) feiten en omstandigheden, opdat een voldoende adequaat en gefundeerd (economisch) partijdebat en daaropvolgend rechterlijk oordeel mogelijk worden gemaakt.
Een partij die zich op (een) mededingingsrechtelijke nietigheid beroept, zoals [geïntimeerde] in dit geding, kan derhalve in beginsel niet volstaan met een algemene aanduiding van het mededingingsrechtelijke verbod, gepaard gaande met de stelling dat dit verbod in het desbetreffende geval is geschonden. Gelet hierop heeft [geïntimeerde] naar het oordeel van het hof niet aan haar hiervoor aangeduide stelplicht voldaan, zodat haar beroep op nietigheid van artikel 5 van de koopovereenkomst reeds op die grond faalt.
Zie voor de inhoudelijke beoordeling van het relatiebeding bedrijfsovername: rechtsoverweging 4.15:
Het hof oordeelt als volgt. Bij de uitleg van het onderhavige relatiebeding, waarbij de verkoper zich ertoe verbindt om zich in de toekomst te onthouden van bepaalde gedragingen, zonder dat voor die verplichting een tijdslimiet wordt aangegeven, komt het voor de vraag, hoe lang de verkoper zich op grond van dat beding van bedoelde gedragingen zal hebben te onthouden, aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden in het kader van de gehele overeenkomst redelijkerwijs aan het beding mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien van elkaar mochten verwachten (zie onder meer HR 18 november 1983, NJ 1984, 272; ECLI:NL:HR:1983:AG4691).
In dit geval mocht Berkhof er, naar het voorlopig oordeel van het hof, redelijkerwijs vanuit gaan dat [geïntimeerde] na de verkoop van de assurantieportefeuille, waarvoor Berkhof € 1.3000.000,- heeft betaald, geen werkzaamheden voor de overdragen relaties meer zou gaan verrichten. Zo heeft Berkhof voldoende aannemelijk gemaakt dat zij ervan uit is gegaan dat [geïntimeerde] in de toekomst aan iets heel anders dacht dan werkzaam te blijven in de verzekeringsbranche.”
- In deze uitspraak in hoger beroep proberen de appellanten het relatiebeding bedrijfsovername nietig te krijgen met het beroep op een wettelijk geregeld kartelverbod (zie rechtsoverweging 3.6 en 3.7): ECLI:NL:GHARL:2017:8812.
Het Hof overweegt en beslist echter dat appellanten onvoldoende hebben onderbouwd/bewezen (zie rechtsoverweging 3.12):
“Dat het concurrentiebeding in de door [geïntimeerden] c.s. opgevatte betekenis, kort gezegd, het verrichten van gelijke of vergelijkbare werkzaamheden inclusief de aan- en verkoop van grondstoffen benodigd voor Cordial c.s., mededingingsbeperkend zou zijn, is in het licht van de hiervoor genoemde uitgangspunten door [appellanten] c.s. niet aannemelijk gemaakt. ……
Het ontbreken van een toelichting op het daadwerkelijk functioneren van de relevante markt, brengt met zich dat evenmin kan worden beoordeeld of het concurrentiebeding merkbare mededingingsbeperkende gevolgen heeft. Dit geldt ook voor het relatiebeding in artikel 19 lid 1 sub b van de koopovereenkomst.”.
In rechtsoverweging 3.10 stelt het Hof ook:
“Bij de beoordeling of het concurrentie- en relatiebeding in artikel 19 lid 1 van de koopovereenkomst een mededingingsbeperkende strekking hebben, moet worden gelet op de bewoordingen en de doelstellingen ervan, alsook op de economische en juridische context.
Bij de beoordeling van die context moet ook rekening worden gehouden met de aard van de betrokken goederen of diensten en met de daadwerkelijke voorwaarden voor het functioneren en de structuur van de betrokken markt of markten.
Bij het onderzoek naar de vraag of het desbetreffende bedingen mededingingsbeperkend zijn, mag bovendien rekening worden gehouden met de bedoelingen van partijen …….”
Ofwel: als het (relatie)beding NIET mededingingsbeperkend is, zal de ongeldigheid van een relatie-of concurrentiebeding minder snel worden aangenomen.
Zie rechtsoverweging 3.12: er kon niet worden beoordeeld of het concurrentiebeding merkbare mededingingsbeperkende gevolgen heeft.
Dit geldt ook voor het relatiebeding in de koopovereenkomst, aldus het Hof.
Het Hof in rechtsoverweging 3.13:
“Door [appellanten] c.s. is niet aangegeven of en zo ja op welke wijze het onthouden van contacten met Belangrijke Relaties, als gedefinieerd in de koopovereenkomst, naar zijn strekking de mededinging beperkt. Uit de onweersproken stellingen van [geïntimeerden] c.s. begrijpt het hof dat het primaire doel van het relatiebeding niet zozeer het beperken van de mededinging was, maar het mogelijk maken van de overname, die diende als oplossing voor geschillen die tussen [appellanten] c.s. en [geïntimeerden] c.s. in het kader van hun samenwerking in Cordial waren ontstaan.”.
En daarmee viel in deze zaak het relatiebeding niet onder een verbod tot mededinging. Waardoor er meer vrijheid bestaat om “ruime” afspraken te maken.
- Concurrentiebeding bij overname van een assurantiekantoor. De kopende partij, eiseres in deze zaak, vraagt de voorzieningenrechter om de verkopende partij, gedaagde, te gebieden zich te houden aan de afspraken (in het bijzonder een concurrentie- en relatiebeding) in de koopovereenkomst: ECLI:NL:RBSHE:2011:BU6289.
Verkoper diende hier een concurrentiebeding voor 5 jaar te tekenen en een relatiebeding voor onbepaalde tijd, zie rechtsoverweging 2.3:
“Voorts verbindt Verkoper zich, jegens Koper en diens rechtsopvolgers, om zich er voor onbepaalde tijd van te onthouden personen en/of instellingen, die thans of in de toekomst verzekeringen hebben lopen via Koper, dan wel in de ruimste zin des woords relaties met Koper onderhouden (in welke hoedanigheid ook), actief en/of passief te bewerken of de doen bewerken inzake het afsluiten, verhogen of wijzigen van verzekeringen dan wel eraan mee te werken dat verzekeringen van bedoelde personen en instellingen worden ondergebracht in een ander agentschap dan dat van Koper.”.
Zie rechtsoverweging 3.2 wat betreft het gemaakte verwijt:
“Voorts heeft [gedaagde], door zich in [woonplaats] te vestigen, de in artikel 5, tweede lid van de overeenkomst afgesproken kilometergrens overschreden en tot slot heeft zij artikel 5, derde lid van de overeenkomst overtreden door relaties die verzekerd waren bij [XX] te bewegen hun verzekeringen voort te zetten bij een andere assurantietussenpersoon.”.
Beslissing: zie “rechtsoverweging 4: De beoordeling”, waar de “leer” helder is uiteengezet:
4.1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het in deze zaak niet gaat om een concurrentieverbod dat door een werkgever is opgelegd aan een werknemer, maar om een concurrentieverbod dat een ondernemer heeft aanvaard in het kader van de verkoop van haar onderneming aan een andere ondernemer.
De overeenkomst waarin het concurrentieverbod en de daarmee verband houdende bedingen in artikel 5 vast zijn gelegd, is het resultaat van onderhandelingen tussen twee gelijkwaardige partijen die uiteindelijk wilsovereenstemming hebben bereikt.
De wilsovereenstemming die partijen in dit kader bereikt hebben zal de voorzieningenrechter in beginsel moeten respecteren, tenzij er sprake is van een vernietigingsgrond als bedoeld in artikel 3:40 BW.
4.2. [gedaagde] beroept zich in dit kader op het mededingingsrecht en in het bijzonder op de daarmee samenhangende (eerdergenoemde) Europese Verordening en op de op basis van die Verordening door de Commissie gedane Mededeling.
Een non-concurrentiebeding kan een verboden mededingingsbeperking zijn in de zin van artikel 6 Mededingingswet.
In artikel 7, tweede lid van de Mededingingswet is – kort samengevat – bepaald dat artikel 6 niet geldt voor overeenkomsten waarbij ondernemingen betrokken zijn die daadwerkelijke of potentiële concurrenten zijn op een of meer van de relevante markten indien het gezamenlijke marktaandeel van de bij de overeenkomst betrokken ondernemingen op geen van de relevante markten waarop de overeenkomst betrekking heeft groter is dan 5% en indien de gezamenlijke omzet van deze ondernemingen in het voorgaande kalenderjaar voor de onder de overeenkomst afgestemde gedraging niet hoger is geweest dan € 40.000.000,-.
Gelet op hetgeen [eisers] hieromtrent (onweersproken) verklaard heeft, dat haar behaalde omzet in 2010 € 2.500.000,- bedroeg en dat haar marktaandeel kleiner is dan 5%, dient artikel 6 van de Mededingingswet in dit geval buiten toepassing te blijven, hetgeen tot gevolg heeft dat de Mededeling van de Commissie niet rechtstreeks relevant is zodat [gedaagde] geen beroep toe komt op deze Mededeling.
4.3. Nu ook overigens van strijd met een dwingende wettelijke bepaling, de goede zeden of de openbare orde niet gebleken is (overigens is ook niet gesteld dat hiervan sprake zou zijn) is het concurrentiebeding in artikel 5 van de overeenkomst niet nietig en kan [eisers] zich beroepen op de afspraken die partijen in de overeenkomst neergelegd hebben.
Non concurrentiebeding wel nietig wegens strijd met het bepaalde in artikel 6 lid 1 Mw
Een mooi voorbeeld van een goed gemotiveerde uitspraak waar het betwiste non concurrentiebeding juist wel nietig werd geacht wegens strijd met het bepaalde in artikel 6 lid 1 Mw betreft deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uit juli 2017.
In deze uitspraak wordt vanaf rechtsoverweging 4.6 op een heldere wijze de – in dit geval – van toepassing zijnde Mededingingswet uiteen gezet.
En dat leidde ertoe dat het Hof de werking van dit non concurrentiebeding (in kort geding) voor de duur van vijf jaar heeft geschorst.
Indien u de tijd wil nemen het bedoelde gedeelte van deze uitspraak door te nemen, weet u precies welk toetsingskader ter zake wordt gehanteerd!
Relatiebeding en bedrijfsovername: advies
Indien je je als verkoper van een bedrijf of als adviseur bij bedrijfsovername bewust bent (geworden) van het bovenstaande, is er maar een advies: kies en handel bewust ter zake van het relatiebeding bedrijfsovername.
Voordat de koopovereenkomst is getekend. Geef dit item niet te gemakkelijk weg.
Na de verkoop van het bedrijf verdwijnt de roes bij de verkopend ondernemer en veelal blijkt langer stilzitten niet prettig voor de voorheen hardwerkende ondernemer.
Enkele Tips voor een relatiebeding bedrijfsovername :
- Bedenk als verkoper / ondernemer tijdig, voorafgaand aan het overnametraject, wat je met je toekomst wilt gaan doen;
- Beperk de duur van het relatiebeding bedrijfsovername tot 2 of maximaal 3 jaar, te rekenen vanaf de overdracht van het bedrijf;
- Wil je bepaalde werkzaamheden na de verkoop blijven doen, leg dat dan duidelijk vast in de verkoopovereenkomst;
- Is het nog duidelijk wat te doen na de verkoop van het bedrijf ? Leg dan in de verkoopovereenkomst, bij het relatiebeding bedrijfsovername, vast dat partijen te goeder trouw met elkaar in overleg zullen treden, indien je als verkoper kenbaar maakt ergens te willen gaan werken. En dat de toestemming van koper niet op onredelijke gronden wordt onthouden;
- Leg ook eventueel vast, als je alleen een relatiebeding bedrijfsovername weet af te spreken, dat (concurrerende) werkzaamheden voor derden, niet zijnde de relaties van de onderneming, zijn toegestaan.
Heeft u over een relatiebeding bedrijfsovername vragen of wilt u begeleiding bij het opstellen van een (ver)koopovereenkomst aandelen of activa, dan ben ik u graag van dienst.
Berkel-Enschot, 18 februari 2021
Auteur van dit artikel © :
mr. Enno Schets
Advocaat
Schets Advocatuur
013-5331752
06-57644156
Zie www.schetsadvocatuur.nl
Dit blog artikel is met aandacht geschreven, doch is algemeen van karakter en van informatieve aard. Deze algemene informatie kan niet of verminderd van toepassing zijn, zulks afhankelijk van de specifieke omstandigheden van uw situatie. Dit blog artikel dient derhalve niet als concreet juridisch advies te worden beschouwd. Elke situatie staat op zich en behoeft normaliter maatwerk. Schets Advocatuur aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor het gebruik en de gevolgen van het gebruik van de informatie uit dit blog artikel.
Deel dit artikel, kies uw platform!
Vraag of afspraak?
Voor vragen of een afspraak kan vrijblijvend contact worden opgenomen via:
- telefoonnummer 013-5331752 of 06-57644156;
- email: info@schetsadvocatuur.nl